Heb je ook de ervaring dat nieuwe dingen in het leven vaak een beetje spannend zijn? Als je toch de uitdaging aangaat, ontdek je vaak nieuwe kwaliteiten in jezelf en een hernieuwd zelfvertrouwen. Je groeit als persoon. Ik houd van dat soort ervaringen. Toch zijn er ook uitdagingen die opeens te groot voelen. Ondanks mijn initiële enthousiasme…
Het is een paar jaar geleden. Ik ben in Kitwe, Zambia voor werk. Het is bijna weekend. Meestal werk ik in de weekenden aan rapporten en achterstallige mail. Ik heb echter de behoefte aan een vrije zaterdag en iets ‘leuks’. Hoewel ik hier al vaak ben geweest kan ik werkelijk niets ‘leuks’ bedenken. Kitwe ligt in de Copperbelt region, een gebied dat wordt gedomineerd door kopermijnen. Het stadje zelf bestaat uit één stoffige straat met wat winkeltjes. Een toerist heb ik er nog nooit gezien. Wel worden er mooie voorwerpen en sieraden te koop aangeboden van het groene malachiet dat als bijproduct uit de kopermijnen komt.
Opeens bedenk ik me dat ik wellicht een mijn kan bezoeken om de herkomst van dit fascinerende malachiet met eigen ogen te zien. Ik voel mijn enthousiasme opborrelen bij dit idee. Sterker nog, mijn ego-mind gaat onmiddellijk met me aan de haal en ik zie mezelf al een nieuwe toeristische attractie voor de Copperbeld region ontwikkelen!
Mijn Zambiaanse collega Bonnie wordt aangestoken door mijn plotselinge interesse in mijnen. Hij heeft ooit voor de mijnen gewerkt en heeft daardoor nog wat nuttige contacten. In no time regelt hij een speciale rondleiding voor me. We kijken elkaar stralend aan. Dan opeens zie ik een frons in Bonnie’s gezicht. Enigszins bezorgd vraagt hij of ik niet claustrofobisch ben? De mijnen zijn tenslotte erg donker en diep. Ik realiseer me dat ik zo in de greep was van mijn eigen enthousiasme dat ik voorbij ben gegaan aan het feit dat ik werkelijk niets weet over de mijnen, laat staan hoe diep ze zijn. Bonnie legt me uit dat ze 1.500 tot 2.000 meter diep kunnen zijn. Ik ga in gedachten terug naar de Gama tower, een van de hoogste gebouwen in Jakarta: bijna 300 meter hoog en ongeveer 60 verdiepingen. De lift bood een soort ‘entertainment’ om de tijd naar de bovenste verdieping door te komen. Ik vond die 60 verdiepingen in een lift stiekem best een beetje claustrofobisch. Ik bereken snel dat de ingang naar een mijn dus nog minstens 5 x die afstand is. Ik bemerk opeens een lichte benauwdheid als ik aan mijn nieuwe toeristische attractie denk. Bonnie merkt mijn iets snellere ademhaling niet op en gaat energiek door met zijn uitleg. Of ik me wel realiseer dat ik dunne kleren aan moet die nat mogen worden? “Dunne kleren?” hoor ik mezelf verbaasd vragen. “Ik was juist van plan een dikke trui mee te nemen, het is toch koud onder de grond?”. Bonnie kijkt me enigszins meewarig aan. “Koud? Hoe dieper je in de grond komt, hoe warmer het wordt. Je komt steeds dichter bij de kern van de aarde en die is heet. Het is echt heel warm daar beneden en de luchtvochtigheid is ongelooflijk hoog omdat ventilatie nagenoeg onmogelijk is”. “Oh” reageer ik met een stemmetje die er nog zachter uitkomt dan ik dacht. Bonnie gaat ondertussen onverstoord door: “Esther…je weet toch dat hier in de regio de stroom regelmatig uitvalt?”. “Maar natuurlijk!” antwoord ik als ware ervaringsdeskundige. Eindelijk bevind ik me weer op vertrouwd terrein. Hoe vaak ben ik tenslotte al niet met een kaars en zonder eten naar bed gegaan omdat mijn eten zonder elektriciteit niet verder bereid kon worden? De relatie met mijn nieuwe toeristische uitje ontgaat me echter volledig. Ondanks mijn naïviteit blijft Bonnie geduldig. “Nou…de stroom kan ook uitvallen als je in de mijnlift zit. Dan zit je bijvoorbeeld 1.000 meter onder de grond in de liftschacht vast. Don’t worry, langer dan een half uur duurt het nooit voordat ze die lift weer in beweging hebben. In het ergste geval moeten ze je eruit trekken. Als je gewoon rustig blijft, komt het vast wel goed. En anders geef je me voor de zekerheid de gegevens van je ouders, just in case…”
Bonnie zet opeens een glaasje water voor me neer. “Gaat het wel”, vraagt hij? Blijkbaar heeft hij aan mijn gezicht af kunnen lezen dat mijn enthousiasme als sneeuw voor de zon verdwenen is. Ik denk aan de mijnwerkers die dag in dag uit niets anders kunnen doen dan zich overgeven aan deze werkomstandigheden voor een schamel loon. Ik besef weer eens dat ik het tref dat ik boven de grond op een universiteit werk en daar goed voor betaald krijg. Ik ontdek ook dat er blijkbaar grenzen zijn aan mijn avontuurlijkheid. En ik geloof dat ik nu weet waarom de kopermijnen nog niet aan de Unesco World Heritage lijst van ‘must see places’ zijn toegevoegd. “We kunnen zaterdag ook naar de markt gaan om daar een malachiet souvenir voor je te kopen” suggereert Bonnie met sprankels in zijn ogen. Mijn ‘ja’ is nog nooit zo snel uit mijn mond gekomen.
Esther den Hartog